Je hebt een vergeelde kleurenfoto in je handen. Een clubje jonge meiden staat losjes bij elkaar en poseert voor de camera. De outfits zijn simpel en netjes: blouses, rokjes, laarzen. Geen grote merken, geen uitdagende trends, geen dikke laag make-up. Hun gezichten zijn puur, zonder opgespoten lippen, botox of contourlijnen. Niemand tuurt naar een telefoon – die bestaan niet. Ze zijn gewoon aanwezig, in het moment.
Het geheel voelt kalm, onbevangen, bijna los van tijd.
Toch schuurt er iets. Wat is hier nou mis?
het antwoord:
Het vreemde is juist dat alles zó gewoon oogt – bijna onwerkelijk normaal als je het naast nu legt. Deze meisjes komen uit de jaren zeventig, een periode waarin uiterlijk nog niet werd gedicteerd door sociale media, de beauty-industrie of digitale filters.
Hun slanke lijven zijn niet het resultaat van sportscholen of crashdiëten, maar van een actief dagelijks leven. Hun uitstraling wordt niet gevormd door TikTok- of Instagram-hypes, maar door opvoeding, school en hun omgeving. Geen duckface, geen injectables, geen neiging om op te vallen.
Misschien valt dat nog wel het meest op: het ontbreken van al het moderne. Het voelt vreemd, maar dit was ooit de norm. Veel mensen die die tijd hebben meegemaakt, zeggen het zonder aarzelen: de jaren zeventig waren beter. Minder oppervlakkig. Meer verbondenheid. Eenvoudiger – en daardoor vaak gelukkiger.



