Verbod op benzine- en dieselauto’s wankelt: twee EU-landen trekken aan de noodrem

De EU wil dat de verkoop van nieuwe auto’s op benzine en diesel vanaf 2035 ophoudt. Het plan moet Europa stap voor stap richting klimaatneutraliteit duwen, maar zorgt inmiddels voor stevige discussie. Niet alleen automerken, ook grote landen als Duitsland en Italië zetten er vraagtekens bij. Zij vrezen dat dit beleid meer kwaad kan doen dan goed.

Grote ambitie voor een schoner Europa

De gedachte erachter is simpel: als je minder CO₂ uitstoot, rem je de klimaatverandering. Door volledig in te zetten op elektrische voertuigen wil Brussel het wegverkeer in Europa snel vergroenen.

De praktijk is alleen weerbarstig. De verkoop van EV’s groeit wel, maar veel landen kampen nog met een tekort aan laadpunten, capaciteit van het stroomnet en elektrische auto’s die te betalen zijn. Daardoor is overstappen voor iedereen nog lang niet vanzelfsprekend.

Duitsland en Italië zetten de rem erop

Duitsland en Italië – landen met een sterke auto-industrie – spreken zich intussen openlijk uit tegen de huidige koers. Ze vinden dat de Europese Commissie te hard van stapel gaat en waarschuwen voor schade voor de economie.

In een gezamenlijke brief aan Brussel vragen ze om herziening van het beleid. Volgens hen is het onrealistisch om binnen tien jaar de hele sector om te bouwen, zeker zonder een stevig netwerk van laad- en waterstofpunten.

In plaats van een totaalverbod pleiten ze voor meer flexibiliteit. Naast elektrische auto’s zouden ook e‑fuels (synthetische brandstoffen) en brandstoffen uit biomassa ruimte moeten krijgen, zodat traditionele fabrikanten kunnen blijven innoveren zonder alles op stroom te hoeven zetten.

Industrie vraagt om nuchterheid

Ook de Europese brancheorganisatie van autofabrikanten (ACEA) laat van zich horen. Zij vinden dat Brussel meer speelruimte voor innovatie moet geven, in plaats van vooral te sturen op straffen en verboden.

De ACEA pleit voor een systeem van beloningen via CO₂‑kredieten voor bedrijven die investeren in schonere productie en technologie. Zo kunnen fabrikanten op een haalbare manier verduurzamen, zonder dat de rekening volledig bij de consument belandt.

Elektrisch wint terrein, maar gestaag

In 2025 is ongeveer 16 procent van de nieuwe auto’s volledig elektrisch, terwijl de EU op korte termijn mikt op ten minste 25 procent. Dat verschil lijkt klein, maar laat zien dat de markt nog een flinke inhaalslag moet maken.

Daarnaast is elektrisch rijden niet overal even handig. Woon je in Zuid- of Oost-Europa, dan loop je tegen een achterblijvende laadinfrastructuur aan, en voor veel huishoudens ligt de prijs van elektrische auto’s nog boven budget.

Vooruitblik: één koers of verschillende paden?

Het draait uiteindelijk om de vraag: is er maar één pad naar verduurzaming, of zijn er meerdere routes richting een CO₂-neutrale toekomst?

Voorstanders van het verbod zien het als een onmisbare stap om de klimaatdoelen te halen. Tegenstanders vrezen dat de EU in de race naar nul uitstoot haar eigen industrie en banen op het spel zet.

Wat in elk geval duidelijk is: de komende jaren zijn cruciaal. Brussel zal moeten balanceren tussen ambitie en realiteit, zodat de omslag naar schoner vervoer niet alleen goed is voor het klimaat, maar ook betaalbaar en uitvoerbaar blijft voor iedereen.