Aantal elektrische auto’s in Nederland stijgt sneller dan verwacht: Dit zijn de cijfers

De Toename van Elektrische Auto’s in Nederland

Elektrische auto’s duiken de laatste jaren steeds vaker op in het Nederlandse straatbeeld. De populariteit van deze milieuvriendelijke voertuigen blijft maar groeien. Maar wat zet mensen ertoe aan om elektrisch te gaan rijden? Veel mensen maken deze keuze omdat ze niet alleen beter zijn voor het milieu, maar ook door voordelen zoals belastingvoordelen, subsidies en mogelijk lagere kosten op de lange termijn.

Als je door de stad loopt, kun je ze bijna niet missen: de vele laadpalen en de glimmende elektrische auto’s die worden opgeladen. Misschien kijk je wel met nieuwsgierige ogen naar je buren die al op elektrisch rijden zijn overgestapt. Of ben je zelf al overgegaan en ervaar je de voordelen van een laadpunt bij je huis? Hoe dan ook, het is duidelijk dat we in een elektrische toekomst leven.

De Opmars van Elektrisch Rijden in Nederland

Er is werkelijk een elektrische revolutie aan de gang in Nederland. De cijfers zijn duidelijk: het aantal elektrische voertuigen is de afgelopen jaren enorm gestegen. Uit recente gegevens van de BOVAG en RAI Vereniging blijkt dat het aandeel hybride en volledig elektrische auto’s is gestegen van een magere 3,7% in 2019 naar bijna 14% in 2024. Deze aanzienlijke groei weerspiegelt de wereldwijde trend richting duurzame mobiliteit.

In 2023 was er een opvallende groei van het aantal volledig elektrische auto’s, met bijna 114.000 nieuwe exemplaren, wat een stijging van 56% betekende ten opzichte van het vorige jaar. Ook het aantal nieuwe hybride auto’s nam flink toe, met meer dan 137.000 nieuwe registraties, een stijging van 22%. Samen was twee derde van alle nieuwe auto’s in dat jaar op zijn minst gedeeltelijk elektrisch.

Qua gemiddelde CO2-uitstoot per nieuw verkochte auto deed Nederland het in vergelijking met andere Europese landen erg goed. In 2023 daalde de uitstoot naar 74,2 gram per kilometer, vergeleken met 86,8 gram het jaar daarvoor. Alleen in Denemarken, Zweden en Finland waren de cijfers nog beter.