Veel mensen denken met een glimlach terug aan de tijd van de Nederlandse gulden, toen het leven een stuk goedkoper leek in vergelijking met wat we nu betalen met de euro. Deze gedachte komt deels door inflatie, maar ook door de verschillen in koopkracht en prijsstructuren tussen de gulden en de euro. Hier zijn een paar concrete voorbeelden die de prijsverschillen tussen toen en nu laten zien, en hoe dat invloed had op het dagelijkse leven.
Boodschappen en voedselprijzen
Een van de meest opvallende verschillen zijn de kosten van boodschappen en eten. In de jaren ’80 en ’90 was het stukken goedkoper om basisingrediënten zoals brood, melk en eieren te kopen. Zo kostte een liter melk in 1980 slechts zo’n 70 cent in guldens, wat ongeveer €0,32 zou zijn in euro’s. Tegenwoordig betaal je makkelijk €1,20 voor een liter melk, wat bijna vier keer zoveel is als toen tijdens de gulden-periode.
Ook brood is flink duurder geworden. Een gewoon brood kostte destijds ongeveer 2 gulden, wat rond de €0,90 in huidige waarde zou zijn. Nu betaal je al snel tussen de €2 en €3 voor een vergelijkbaar brood, afhankelijk van het type en waar je het koopt. Het is duidelijk dat de prijzen van basisproducten veel hoger zijn sinds de euro in 2002 werd geïntroduceerd.
Brandstofkosten
De kosten voor brandstof waren ook een stuk lager in de guldenstijd dan nu. Eind jaren ’90 kon je een liter benzine kopen rond de 1,30 gulden, iets van €0,60. Vandaag de dag kost een liter benzine rond de €1,80, wat betekent dat autorijden aanzienlijk duurder is geworden. Dit maakte dagelijkse activiteiten, zoals naar je werk rijden of op vakantie gaan, destijds goedkoper en meer toegankelijk voor veel gezinnen.
Huur- en huizenmarkt
Behalve consumptiegoederen waren ook de woonkosten veel voordeliger. Je kon in de jaren ’80 en ’90 een huis kopen voor prijzen die je nu niet meer voor mogelijk houdt. Een gemiddeld huis in een rijtje kostte toen zo’n 150.000 gulden, wat gelijk zou staan aan ongeveer €68.000. Tegenwoordig betaal je voor een vergelijkbaar huis al gauw meer dan €300.000, wat aangeeft hoe sterk de huizenmarkt gegroeid is en dat woningen voor starters lastiger bereikbaar zijn geworden.
De huurprijzen waren toen ook een stuk lager. Een huurwoning kostte gemiddeld rond de 500 gulden per maand, wat nu ongeveer €225 zou zijn. Vandaag de dag liggen de gemiddelde huurprijzen voor vergelijkbare woningen tussen de €750 en €1.200, afhankelijk van waar je woont.
Horeca en entertainment
Daarnaast was uitgaan en plezier hebben met de gulden veel goedkoper. Voor een kop koffie op een terras betaalde je vaak niet meer dan 1,50 gulden, wat ongeveer €0,68 is. Nu kost een kop koffie in een café makkelijk tussen de €2,50 en €3,00. Bioscoopkaartjes kostten in de jaren ’90 rond de 5 tot 10 gulden, wat neerkomt op ongeveer €2,30 tot €4,50, terwijl je tegenwoordig gemiddeld €10 tot €12 voor een kaartje neertelt.
Vervolg en conclusie
De overstap van de gulden naar de euro heeft duidelijk geleid tot een stevige stijging in de kosten van levensonderhoud, al speelt inflatie en andere economische factoren daar zeker ook een rol in. Toch blijft de gulden-tijd voor veel Nederlanders een symbool van een periode waarin leven betaalbaarder was en dagelijkse uitgaven minder druk op het gezin legden. Het verschil in koopkracht tussen de gulden en de euro is daarbij een belangrijke factor, wat verklaart waarom veel mensen met warmte terugkijken naar de tijd voordat de euro zijn intrede deed.